Mijn vader is geboren in 1924. Hij was 15 toen de oorlog uitbrak. Hij was 20 toen hij op Bevrijdingsdag zijn onderduikadres kon verlaten en samen met zijn broer naar buiten kon. Hij is niet oud geworden. Dat had te maken met een slechte gezondheid door de honger die ze hadden geleden. Bij dappere mensen in Rijswijk, die het weinige wat ze hadden toch deelden.
Eten weggooien was een van de ergste dingen die je kon doen. Zo is het mij geleerd. Zelfs een kopje koffie werd zo leeggelikt, dat mijn moeder het gewoon weer in de kast op kon bergen. Om onze overvloed goed te beseffen moesten we als kinderen af en toe een boterham met niks eten, “een boterham met tevredenheid” noemde hij dat.
Mijn vader is overleden in 1982. Hij zou zich omdraaien in zijn graf, als hij zou horen dat nota bene op een bevrijdingsfestival de door de mensen zelf gesmeerde en meegebrachte boterhammetjes worden afgepakt en weggegooid.
En ik? Ik zou genadeloos op mijn donder krijgen, als ik er niet tegenin zou zijn gegaan. Eten weggooien, dat doe je niet. Zo is het mij geleerd, zo wil ik het doorgeven. Daarom zetten wij dit onderwerp op de agenda.
Soms kan het niet anders, maar als beleid, als plan, als regel? Dan ben je niet bevrijd, dan zit je met z’n allen vast in je overvloed.