“Inspiratie doe ik wel elders op”
Wat zie je als je in de spiegel kijkt?
Een licht kalende jongeman, die vrijwel dagelijks geniet van zijn bezigheden en met een open geïnteresseerde blik de wereld tegemoet treedt. Maar ook iemand die beseft dat hij er nog niet is. Je krijgt als Kamerlid weinig tijd om te leren, en als je jong bent, moet je nog veel leren. Maar ik ben bijna twee jaar ambtenaar geweest en het Kamerlidmaatschap ligt mij beter.
Wat maakt het zo boeiend?
De inspiratie ligt buiten Den Haag. Als Kamerlid ontkom je niet aan procedurevergaderingen en stukken lezen. Maar het draait om contact met mensen. Die benaderen me, meestal via de mail, omdat ze zich zorgen maken om het een of het ander. Dan ga ik daar langs. Laatst was ik op bezoek bij een blinde mevrouw. Niet zo’n standaardklager, maar gewoon een burger die mij wees op mogelijke verbeteringen in het openbaar vervoer voor blinden en slechtzienden. Ik kan het niet binnen een dag voor haar regelen, maar ik kan haar tips en aanbevelingen wel nadrukkelijk onder de aandacht brengen van de vervoerders. Daar zit de meerwaarde.
Kijken mensen niet vreemd op als er een ‘broekie’ aanbelt?
Grijnzend: Ja, meestal wel. Onlangs nog, toen ik middenin de nacht op pad ging met mensen van NS Nachtnet. Ze hadden een heer in pak verwacht, iemand die ingewikkeld spreekt. Komt daar ‘een jochie’ van 29 aanbanjeren, met Rotterdamse tongval.
Was de Rotterdamse gemeenteraad een goede leerschool?
Zeker. De felheid van het debat hier maakt dat ik me in Den Haag staande kan houden. Ik kan verbaal tegen een stootje en kan, indien nodig, zelf ook uitdelen. ‘Den Haag’ is erg gericht op scoren: vragen stellen om het vragen stellen. Daar doe ik niet aan mee. Je verandert Nederland echt niet door aan de lopende band schriftelijke vragen te stellen, zoals sommige collega’s menen te moeten doen.
Jullie worden toch afgerekend op ‘zichtbaarheid’?
Welnee, en dat kan ook helemaal niet met een fractie met 38 volksvertegenwoordigers. Het gaat om het maken van wetten en het controleren van de regering. Dat is onze taak. Maar de Tweede Kamer is meer en meer een ideeënfabriek geworden. Een idee, prima, maar is het louter en alleen bedoeld voor de bühne of ligt er een gedegen analyse aan ten grondslag, bedoeld om Nederland beter te maken?
Een Tweede Kamerlid is ook een publiek figuur. NRC-columnist Bas Heijne nam jou in de Fyra-discussie stevig onder vuur.
Ach ja, ik figureerde in een groter verhaal over de gedragingen van de politiek. Heijne pikte mij eruit. Zijn betoog raakte kant noch wal, ik werd beticht van inhoudelijke onzorgvuldigheid. Terwijl alle focus in dit dossier nu juist op de inhoud was gericht. Toen ik het las, moest ik lachen. Mijn vrouw zei: we zeggen de krant op. Welnee, antwoordde ik. Het hoort erbij. Heeft in elk geval nog iemand geld verdiend aan dat flutproject Fyra.
Je schijnt niet altijd bereikbaar te zijn.
Klopt. Als ik op zondag door tig journalisten wordt gebeld, kan het zomaar gebeuren dat ik niet opneem. Ik heb ook een privéleven, en laat me niet leiden door het dictaat van de buitenwereld. Nederland wordt echt niet beter als ik mezelf over de kop werk. En mijn uren, die maak ik wel.
Afleiding is belangrijk?
Zeker, je moet je hoofd af en toe leeg maken. Even met hele andere dingen bezig zijn dan politiek. Ik loop graag hard. Daarnaast voetbal ik op zaterdag met mijn vrienden in mijn geboorteplaats Berkel. Dat is heilig, ook al heb ik weinig talent. Lichtgewicht die ik ben. Meestal sta ik linksbuiten.
Hoe leuk is amateurvoetbal nog?
Het is nu ruim een jaar geleden dat die scheidsrechter in Almere om het leven kwam. Ik vraag me af of zijn dood tot meer verdraagzaamheid op en rondom het veld heeft geleid. Mijn spelerskaart is nog nooit gecontroleerd. Ik hou niet van agressie, maar een paar keer per seizoen is er wel gezeik. Dat begint met een duwtje en ontaardt dan soms in een massale matpartij. En waarom? Het gaat he-le-máál nergens over. ‘We’ hebben een te kort lontje in dit land.
Hoe bevalt het wonen op Katendrecht?
Heel goed. We wonen op een steenworp afstand van het water. Als het even kan, duik ik ’s zomers vanaf de kade de Maas in. We kijken uit op de ss Rotterdam. Een prachtig schip, maar het is wel een uitwas. Een project van een paar ijdele bestuurders van een woningcorporatie die ooit – vóór de verzelfstandiging – volksbezit was. Door dat soort megalomane projecten is het vertrouwen in wat eens betrouwbare instituties waren wel verloren gegaan. Dat zie ik óók als ik naar buiten kijk. Mensen zijn heel cynisch geworden. Dat snap, maar betreur ik.
Over cynisme gesproken: het Kerstcadeautje was afgelopen weekeinde een bezoek van een stel inbrekers.
Ja, dat was wel even schrikken. Het gebeurde terwijl we boven lagen te slapen. We hebben niets gemerkt. Het was het bekende Kerstrondje van een stelletje idioten. Onze fietsen zijn meegenomen. De politie was snel ter plekke. Vorig jaar was het ook raak rond deze tijd. Maar goed, dat gebeurt – helaas – overal. Het punt is: ik kan makkelijk een nieuwe fiets kopen. Maar geldt dat ook voor die minderbedeelde die heel lang heeft gespaard voor die ene mooie fiets waar hij al zo lang van droomde? Nee. Daar zit mijn ergernis. Maar Katendrecht blijft fantastisch.
Rotterdam idem dito?
Ik heb geen moment overwogen om naar Den Haag te verhuizen. Hier voel ik mij thuis. Deze stad staat voor recht voor z’n raap, echte mensen, geen praatjesmakers. Tot m’n veertiende heb ik in Berkel gewoond. Maar dat was toen nog een dorp met boeren, niet de Randstadgemeente die het nu is, met alle verkeersopstoppingen.
Ben je trots op je spiegelbeeld?
Trots is een groot woord. Laat ik zeggen dat ik niet ontevreden ben. Maar ik moet niet te mager worden.