Onlangs presenteerde het Afdelingsbestuur in de Algemene Ledenvergadering een voorstel om de organisatiestructuur van de PvdA Rotterdam aan te passen. Dit onder meer naar aanleiding van het gebrekkig functioneren van de huidige wijkraden en de verwaarlozing van een aantal perifere wijken van Rotterdam door het huidige gemeentebestuur. Er gaat binnenkort een deskundig wijkcoördinatieteam functioneren als aanjager van de noodzakelijke veranderingen.
Cor van Hulst, lid van het nieuwe team en wijkraadslid van Hoogvliet, schreef dit opiniestuk onder persoonlijke titel.
Het is weer zo’n typische Rotterdamse paradox: aan de ene kant wordt er miljoenen uitgegeven aan prestigieuze projecten zoals de Boompjes, het Hofplein en hippe stadsstranden in de Rijnhaven en Maashaven, terwijl aan de andere kant wijken zoals Hoogvliet moeten smeken om een paar bloemperken en wat strategisch geplaatste bankjes. Het AD-artikel van 19 oktober jl waarin een bewoner pleit voor zulke eenvoudige ingrepen raakt precies de kern van het probleem: wie bepaalt hier eigenlijk wat belangrijk is voor de stad?
Laten we even eerlijk zijn. Terwijl Rotterdam het ene na het andere grootstedelijke project uitrolt, voelen de bewoners van wijken als Hoogvliet zich steeds verder van de stad verwijderd. Ja, het is fantastisch dat er stranden komen in de havens – heel leuk voor de toeristen en dagjesmensen – maar intussen zitten Hoogvlieters nog steeds te wachten op simpele dingen als fatsoenlijk groen en goed onderhouden bankjes. Terwijl ze al jaren klagen over zwerfafval en een gebrek aan veilige, uitnodigende openbare ruimtes, lijkt hun stem steeds meer te worden overstemd door de waan van de dag in het centrum.
En dan hebben we nog Wijk aan Zet, dat in theorie bewoners de macht zou moeten geven om hun eigen wijk te verbeteren. In theorie, ja. Want als je de meningen van veel Hoogvlieters hoort, heeft dit programma precies niets opgeleverd. Het klinkt prachtig, inspraak en zeggenschap, maar de praktijk is pijnlijk: inspraakavonden waar veel wordt gesproken maar weinig wordt gedaan. Wijk aan Zet voelt voor veel bewoners als een verplicht nummer. Ze mogen hun zegje doen, maar de beslissingen worden elders genomen. Het is een mooie manier om mensen het gevoel te geven dat ze gehoord worden, zonder dat er iets verandert.
Je zou bijna denken dat de wethouders en beleidsmakers vergeten zijn dat een stad meer is dan het centrum alleen. Want hoe kan het dat simpele ingrepen zoals bloemperken en bankjes zo ontzettend moeilijk te realiseren zijn? Waarom moet dat gepaard gaan met eindeloos overleg, terwijl er op andere plekken wél snel gehandeld kan worden als er prestigeprojecten op het spel staan?
De waarheid is dat Wijk aan Zet geen machtsinstrument voor de wijken is geworden, maar eerder een excuus voor het stadsbestuur om te zeggen: “We doen toch iets, niet waar?” Alleen jammer dat dat “iets” vooral bureaucratische vertraging en politieke afleiding lijkt te zijn. Bewoners voelen zich genegeerd, en terecht.
En hier komt de echte vraag: is Wijk aan Zet mislukt? Nou, als je de plannen naast de praktijk legt, is het moeilijk om tot een andere conclusie te komen. Het zou dé manier zijn om bewoners de regie te geven over hun eigen leefomgeving, maar in plaats daarvan is het verworden tot een prachtig verpakte loze belofte. Terwijl in de vergaderzalen wordt gedebatteerd over de toekomst van de stad, blijven de bewoners van wijken als Hoogvliet zitten met hun onvervulde wensen en dezelfde oude problemen.
Laten we niet vergeten dat Rotterdam meer is dan alleen het stadshart. Een stad leeft door haar wijken, door de mensen die er dag in, dag uit hun leven opbouwen. Die mensen verdienen echte invloed en vooral: tastbare resultaten. Anders blijft Wijk aan Zet niets meer dan een project op papier – één dat vooral bedoeld lijkt om de gemeentelijke agenda te vullen in plaats van de wijken daadwerkelijk vooruit te helpen.
Dus, Rotterdam: wie zit er eigenlijk aan de knoppen?